Atto Harsta studeerde bouwkunde en industrieel ontwerpen aan de TU Delft, maar werd bouwinnovator, zoals hij het zelf noemt. Een woord dat associaties oproept met vernieuwing, futuristische scenario’s en utopische denkbeelden. Maar vraag Harsta naar de stad van het jaar 2040, en hij komt met een voorbeeld van een paar duizend jaar geleden: de hangende tuinen van Babylon, gelegen in wat vandaag de dag de Iraakse hoofdstad Bagdad is. De tuinen, ontworpen als een reeks terrassen en begroeide muren, werden in de zesde eeuw voor Christus aangelegd in opdracht van de Babylonische koning Nebukadnezar, om zijn bruid Amytes te verleiden in zijn paleis in de stad te komen wonen. Zij was afkomstig uit een bergachtige streek en gewend om veel groen om zich heen te hebben; de stenen omgeving maakte haar neerslachtig.
De mythe typeert de huidige situatie, denkt Harsta. Op zoek naar werk zien we ons genoodzaakt om naar de stad te verhuizen, maar we blijven verlangen naar de natuur. “De trek naar de stad is nog jong”, vertelt Harsta in zijn kantoor in de Amsterdamse uitbreidingswijk IJburg, “een milliseconde als je bedenkt dat de evolutie van het leven op aarde 3,5 miljard jaar geleden begon.” We zijn nog niet toegerust op onze ‘nieuwe’ leefomgeving. En het is de vraag of de mens zich zo snel kan aanpassen als bijvoorbeeld de mot. Het bekende verhaal gaat dat in het Engeland van de negentiende eeuw, waar de vervuiling van de opkomende industrie de bast van witte berkenbomen met roet bedekte, de donkergrijze mot (officiele naam: berkenspanner) zijn witte soortgenoot verdrong, omdat hij nu een minder opvallende prooi voor vogels was.
“Ik denk dat wij de stad moeten aanpassen, meer overeenkomend met het metabolisme van de mens. Door de industriële revolutie hebben we een oppermachtig gevoel gekregen; we denken dat we met techniek een eigen, betere wereld kunnen creëren. Met als gevolg dat er een klimaattop in Parijs nodig was.” Op zijn laptop toont Harsta Nature Is Speaking, de bekende, prijswinnende filmserie die de Amerikaanse non-profitorganisatie Conservation International in 2014 op internet uitbracht, met de stemmen van beroemde acteurs als Julia Roberts en Harrison Ford, die ons als respectievelijk Moeder Aarde en de Oceaan toespreken. De boodschap is helder: de natuur heeft de mens niet nodig. Ook als de poolkappen smelten, akkers in woestijnen veranderen en steden overstromen, blijft de aarde bestaan. Maar de mens heeft de natuur wél nodig. “Die gedachte – dat is een ommekeer van hoe we de afgelopen hondervijftig jaar geleefd hebben. De opgave is om na te denken over een gezonde, duurzame stad die, voortbouwend op de traditie van oervolkeren, een symbiose aangaat met de natuur, in plaats van ertegen te vechten en haar te plunderen.”
Op 13 december werd in Parijs een historisch klimaatakkoord gesloten, waarin 195 landen met elkaar hebben afgesproken hoe de opwarming van de aarde en de vervuiling in steden moet worden beperkt. Rest de vraag: wat hebben de mensen in die steden nodig? “Onze economie is nu eenmaal zo georganiseerd dat mensen in de stad wonen, en de stad heeft met zijn bioscopen en restaurants ook het nodige te bieden. Maar als je ze laat kiezen tussen de leefomgeving van een betonnen galerijflat of een plek in het bos, dan prefereert 99 procent de laatste optie. Niet voor niets noemt de Britse zoöloog en publicist Desmond Morris de mens een ‘naakte aap’. Onze oerbehoeftes zijn niet wezenlijk anders dan toen we nog in de savanne leefden: veiligheid, geborgenheid, uitzicht, licht, frisse lucht, prikkels, rust.” Juist die basiskwaliteiten ontbreken nogal eens in steden.
Stad en natuur, buiten en binnen moeten niet langer als twee verschillende werelden gezien moeten worden, maar in elkaar grijpen, zegt Harsta terwijl hij zijn vingers in elkaar vouwt. Een goed voorbeeld is het megawoningbouwproject The Interlace in Singapore door OMA/ Buro Ole Scheeren. “Interessant is hoe perspectief hier is omgedraaid. Normaal is het: bouw een toren om mensen in te stoppen. En daar omheen blijft dan een restruimte over. Hier hebben de ontwerpers juist de kwaliteit van de collectieve buitenruimte als vertrekpunt genomen. De bouwvolumes zijn vervolgens zo daarin gepositioneerd dat de compositie bijdraagt aan zaken als beleving, comfort en biodiversiteit.” Met zijn hexagonale structuur van in elkaar grijpende volumes heeft het gebouw wel iets van een bijenkorf, met onder en tussen de volumes weelderige bergoeiing, terrassen en waterpartijen. “Het is meer dan kijkgroen. Bewoners kunnen zo uit hun woning in die ruimte stappen, er is gezorgd voor beschutting en luwte. Daarbij bewerkstelligt het ontwerp een aantrekkelijk microklimaat; door de wind over het water te leiden, neemt deze koele lucht mee voor de woningen.”
Waarom worden er niet meer van zulke gebouwen gemaakt? “Het probleem is dat groen en natuur nog steeds wordt gezien als een kostenpost. De vele baten van groen, zoals het terugbrengen van hittestress en mogelijkheden voor wateropslag - ook wel ecosysteemdiensten genoemd - worden niet in de stedelijke businesscase meegerekend. De focus van de ontwikkelaar ligt op het gebouw; hij zal er nooit een park bij ontwikkelen, bij een groene wand denkt men: 800 euro/m2. Het is een weeffout in ons economisch systeem. Bekijk je Nederland als business case, dan valt op dat een derde van het overheidsgeld naar zorg gaat. We handelen curatief, in plaats van preventief. Een half uur door een park wandelen is misschien net zo effectief als Ritalin om een druk kind rustig te krijgen, maar daar valt niet direct geld mee te verdienen. De vraag voor de duurzame, gezonde stad van de toekomst is: op welke manier kunnen ontwerpers bijdragen aan ruimtelijke oplossingen voor dit soort problemen?”
Harsta benadrukt dat het ‘met alleen parken niet gaat werken’. “Het park is een middel in het rijk geschakeerde palet van natuur-, licht- groenvoorzieningen die ik in stad zou willen brengen.” Zo bestaat in Denemarken het recht op zon, waarin is vastgelegd dat elke woning minimaal twee uur per dag zon moet ontvangen [http://gizmodo.com/do-we-have-a-legal-right-to-light-1455302177] . Misschien zouden we in het verlengde daarvan de universele waarden van de stadsmens moeten opstellen: natuur binnen vijf minuten loopafstand een, uitzicht op groen, recht op een stille plek buiten, de mogelijkheid om vanuit je huis naar buiten te stappen en dan geen smog, maar frisse lucht in te ademen…”
Het leuke van Nederland is dat die waarden binnen handbereik zijn. Leg de plattegrond van een wereldstad als Londen over de Randstad en wat blijkt: ze passen precies over elkaar. “Daarmee heb je een mooi uitgangspunt voor de stad van de toekomst: een stedenring rond een Groen Hart. Dat moeten we benutten. Niet enkel door de steden te verdichten en het groen te sparen; het gaat om de ‘vertanding’ op alle niveaus.”
Hoe we die vertanding vorm moeten geven? De industriële revolutie gaf ons kennis van techniek, nu is de tijd rijp voor een ‘natuurlijke’ revolutie, die ons de lessen uit de natuur leert. In de lijn van BioDesign, een samenvoeging van biotechnologie en design: een zoektocht naar integratie van natuur en natuurlijke processen in het ontwerpproces. “In de vijf jaar dat ik architectuur gestudeerd heb, heb ik niets gelezen over wat de mens is, maar ik werd wel geacht voor hem te bouwen. Eigenlijk absurd. Wat dat betreft deden de Romeinen en Grieken het beter. Hun visie was weliswaar niet wetenschappelijk onderbouwd, maar vanuit hun observerend vermogen gebruikten ze wel de goede principes. Neem de Gulden Snede - een verhouding die rechtsstreeks uit de natuur komt.”
De kennis om het anders – beter- te doen, is er inmiddels, en daarom kijkt hij optimistisch naar de toekomst. “Nu is het zaak om die deskundigheid te benutten en een omgeving te creëren waarin de mens optimaal floreert. We moeten daarvoor wel over de grenzen van ons eigen vak durven kijken. Bij deze roep ik architect, medicus, psycholoog en ecoloog op om eens samen een woning te ontwikkelen.”